De moed ontbreekt. Ze zit in de ‘wee’.
Dikwijls grabbelt ze naar het leven, als een Gandalf die in de diepte stort, tevergeefs, zo lijkt het wel. En ze valt en valt en valt. Dieper en dieper. Ondanks het feit dat dromen uitkomen, dat wensen worden ingevuld, dat ze kan toegeven aan diepgekoesterde verlangens.
De realiteit is meestal niet zo mooi als de Droom. Toch heeft ze geen spijt. Het is alsof ze met haar hand op de deurknop staat, angstig om ze open te doen en toch, vol zin, goesting om te weten of het echt is, of het waar is. Datgene wat ze erachter vermoedt, wat ze meent te horen. Het willen meemaken, het willen proeven. Bijna weten dat ze straks zal moet kotsen van de hoeveelheid, de gretigheid waarmee ze dromen verslindt.
Er wordt aan haar gesleurd. Enkel door haarzelf. De anderen laten haar los, laten haar vrij. Sommigen zijn zelfs totaal ongeïnteresseerd. Het lijkt alsof het hen niet kan schelen dat ze vandaag in zak en as zit, dat ze op zoek is, naar het touw, de reddingsboey, de lifeline… hét antwoord. Dat niet bestaat, waarschijnlijk.
Het is niet genoeg, niet goed genoeg. Het moet meer zijn, het moet beter zijn, het moet …
Ondanks de warmte, de liefde, de vriendschap kan ze dan zo verzuipen in zichzelf. Voelt ze zich zo egoïstisch en tegelijk eenzaam en verlaten. Ondanks het feit dat ze graag een positieve noot zou toevoegen, ontbreekt het haar aan optimisme, aan moed. Angst knijpt haar keel dicht, in zelfverwijt kan een mens verdrinken, dat staat vast.
Ze zit in de wee.
Geef een reactie