Helemaal warm kan ik worden. Dan stop ik mijn handen achter mijn rug, doe ik mijn benen strak over elkaar. Want anders … omhels ik hen, knuffel ik hen te pletter en laat ik met heel mijn lijf zien dat graag zien zo fijn kan zijn.
Manlief zat met een hele kleine baby op schoot prachtig mooi te wezen. De krop in mijn keel heeft zich stuitliggingsgewijs een weg gebaand toen we naar huis reden. Tranen met tuiten, want oud verdriet was nog niet helemaal over.
Kleine handjes die graaien naar mijn oorbellen, oogjes volledig gericht op mijn ketting, een getuit mondje dat zoekt en zuigt op een ‘tutje’.
Ik weet dat ik het moet afschrijven, ik weet het al heel lang. Toch blijft het telkens een stoot in mijn maag, een knock-out van jewelste. Ik heb mijn eigen kleine ventje geknuffeld en gekoesterd tot ik hem in bed kon leggen. En mijn lief heeft zijn schouder aangeboden en me vastgehouden terwijl alle pijn er uit kwam en ik huilde zoals ik al bijna drie jaar niet meer gehuild heb.
Ik ben blij, met mijn mannen in huis en met mijn lieve familie die naar me lacht en met me grapt.
Toch is hij er nog … de pijn die ik meende geamputeerd te hebben. Hij sloeg me in mijn gezicht vandaag. een pijnlijke verrassing. Het huilen luchtte op, ik kan weer lachen en blij zijn. Met mijn mannen … en met mezelf.
Zeg het eens …