Zijn hand glijdt over mijn dij, ik voel een zacht kneepje. Ik kijk opzij, naar zijn gezicht dat zich concentreert op de donkere weg. Hij kent mij te goed.
“Gaat het? Wat denk je nu?”
Tegen zijn verwachting in, begin ik te schateren.
“Niet wat jij denkt!”
De onvermijdelijke vraag volgt. “Wat denk jij dat ik denk?”
We zwijgen en kijken elkaar aan.
Ik knik: “Ja, het gaat.”
Hij weet dat ik hém soms mis. Omwille van het verleden, omwille van mijn jeugd, de vertrouwdheid.
We groeiden samen op, huisje, tuintje, boompje en net geen beestje. Samen studeren, samen uitgaan, samen op reis, samen, altijd samen in een symbiose waar ik naar verlangde en tegelijk in verdween.
Het was pas toen ik mezelf zocht, dat ik kon breken. Met die vertrouwdheid, met die veiligheid. Dat ik écht kon kiezen, voor mezelf, voor wat ik van het leven wilde.
Het is toen dat mijn enthousiasme, mijn levendigheid écht kon borrelen. En dat ik manlief vond, die nu in mijn hoofd en mijn hart kan kijken als geen ander. Het is een partnerschap, een verbondenheid die me volledig los laat.
Die ervoor zorgt dat ik altijd naar hem terug kom. Dankzij de vrijheid …. die me aan hem bindt.
schilderij van Rogier D’Ailly
Zeg het eens …