6 05 2008

Soms kan je je zo afgewezen voelen. Door mensen met wie je jaren lief en lied en boterhammen met choco deelde. Door iemand die langzaam, traag maar zo zeker in uw cirkeltje is komen te staan. Die dan zijn armen rond u slaat en u kust tot je sterretjes ziet. Die zonder moeite zijn hand in uw borst steekt en uw groot, levend, bevend, kloppend hart in zijn handen houdt, het streelt, het koestert.

Tot hij knijpt en uw hart verkrampt en krimpt. Het roffelt, wil volhouden, valt toch stil. Hij laat het vallen in het zwarte zand en dooft het uit met de hak van zijn schoen. Als een opgerookte sigaret. Genot gevend en dan enkel nog de moeite om weg te gooien.

En jij zijgt neer in dat zwarte zand en voelt dat zilte tranen niet van toepassing zijn. Er zijn geen woorden voor dat … voor die …

Enkel verbazing en pure woede rest je nog. Trots is het laatste dat je helpt.

Dus wanneer hij door je heen kijkt en doet alsof je niet bestaat, wanneer een woord te veel is, een blik verwaarloosbaar. Dan rest alleen ….