Koppen

30 05 2008

Heet, heter, heetst. Het is warm op de bus. Na het vereiste spurtje plof ik neer. In tegenrichting.

Sommigen kunnen daar niet tegen. Ik vind dat tof. Het lijkt als je een publiek hebt, iedereen kijkt. Als het vieze ventjes zijn is dat niet zo leuk. Maar knappe gasten mogen altijd even in mijn richting zien, al is het perrongeluk.

Zijn bril valt op. En dan zijn hoofd. Kaal, zeer kaal. Ik kijk, hij kijkt. We blijven kijken en kijken weg. We kijken weer en dan lach ik en zeg: “Creatief schrijven!”

Zijn “ja” klinkt bevestigend op die woorden, niet op mijn hoofd. Geen flauw vermoeden wie die bezwete dame is met haar inmiddels gekortwiekt kopje. Maar dat hij in de workshop “Liedjesteksten schrijven” zat, dat weet hij nog. Ik ook. Ik vond hem grappig. Ondanks het feit dat ik steeds op het puntje van mijn stoel zat en de rijmwoorden door de ‘klas’ riep, heb ik geen indruk achtergelaten. Ik ben ook zijn ‘type’ niet: duidelijk wat ouder, bezadigder, gesetteld. Hij is het genre wilde rockartiest met groupies in zijn gitaarkist.

Toch knikt hij nog vriendelijk een goeiendag wanneer ik de bus afstap. En rijdt verder.

Waarschijnlijk breekt hij nog steeds zijn mooie kale hoofd over mijn kop. Meer waarschijnlijk doet hij dat niet. Hij is dat wel gewoon. Vrouwen die hem herkennen.

Deze keer was het een ‘huis’vrouw. Ha, het zal hem nu wel bijblijven. Die categorie is hem (ook waarschijnlijk) onbekend.

Ode aan de huisvrouwen. Vanwege Tantieris en Creatief Schrijven.





Helen

30 05 2008

Warmte sijpelt binnen. Trots ook.

Bevestigd. In iets wat ik zelf al lang wist. Maar de twijfel loerde om de hoek. Als een predator in een slechte Arnold Schwarzenegger-film. Die twijfel die me steeds in dubio deed beslissen dat ik een ambetant mens ben. De besluiteloosheid die me verlamde, die mijn creativiteit op nul bracht. De scepsis die me wurgde en deed snakken naar zuurstof in mezelf.

Het doet deugd. Zo’n deugd. Dat je eindelijk iemand hoort zeggen: “Je moet jezelf niets verwijten. Ik zie het, ik begrijp het nu.”

En tegelijk voel ik dat ik het eigenlijk niet nodig heb. Ik kan het wel, het lukt me zeker.

Toch. Een kleine aarzeling zal er blijven. De narigheid is geleden maar de pijn zeurt nog als een slechtverzorgde schaafwonde. Mercurochroom genoeg. Zoveel dat de wonde niet meer zichtbaar is. En ik ze dus ook effectief niet meer zie.

Dat helpt. En die woorden vol begrip zijn een pleister op mijn wonde. Die hoe langer hoe meer geneest. Ooit word ik weer heel. Snel, ik voel het.