1 06 2008

Ik wil lezen, maar het lukt niet.

Te veel kijkonderwerpen, te veel te zien.

Mensen, kleuren, de geur van de stad, folklore.

Kirr, de belofte van een vuurwerk aan smaken.

De kaart wenkt, de serveerster lacht.

Genot. Genieten.

Manlief en ik kwamen terecht in het Ailani Kompier Eethuis in de Hoogstraat. Dank je wel aan alle lieve bloggers voor de tips, maar uiteindelijk volgde ik de link van de lieftallige stagiaire op het werk.

Een heerlijke aardappel (euh … zeg gerust PATAT zo groot als een bord) gevuld met wokgroenten en garnalen voor mezelf en met lamsvlees en champignonroomsaus voor manlief. Zo lekker dat ik bij het ophalen van deze herinnering mijn toetsenbord nat-kwijl.

Een kirr voor mezelf, een biertje voor hem en een zalig gesprek, zoals we dat altijd hebben.

De rekening in een prachtig houten doosje én twee Amaretto’s van het huis. Ontzettend lekker, zeer goedkoop. En de serveerster kwam speciaal naar buiten om te wuiven toen we vertrokken. Ondergedompeld in een bad van ‘Het leven is schoon en we zien mekaar allemaal graag’. Mijn favoriete badmoment.

Nadien werd ik dus helemaal roze van de jacuzzi en de champagne.

Goeie tip: laat een fles champagne nooit een hele dag in de koffer van je auto liggen. De knal van de kurk is goed om uw oog uit te ‘ploppen’. We voelden ons de winnaars van de Tour de France. Zo hoog spoot de champagne. Zonde …





Au!

1 06 2008

Zachtjes, bijna teder, zet hij mijn voet op de stoel. “Kijk maar naar ginder” en hij wijst de andere richting uit. Ik draai zodanig dat ik wégkijk en mijn hiel naar boven komt.

Hij trekt de naald van het kleine spuitje dat er in mijn ogen monsterachtig groot uitziet. Ik kan het niet laten en gluur onder mijn oksel. De naald verdwijnt in mijn huid. Ik wacht op de pijn. Die niet komt.

Mijn adem ontsnapt in een guts van opluchting. Dan drukt hij met een wattenprop op de wonde. AU!

Dáár is de pijn. Ik wil niet roepen. Ik bijt op mijn lip. Taai zijn, tantieris, taai zijn.

Och, what the heck, ik ben niet geboren om pijn te lijden. Hartgrondig wordt er gevloekt. Ongegeneerd laat ik het los. Verd***, sj***, au, au, au.

Dan wrijft hij over mijn been en zet mijn voet terug op de grond. Voilá, klaar.

In mijn gedachten heeft hij een witte jas aan en een stethoscoop rond zijn hals hangen. Is hij de trotse eigenaar van staalblauwe ogen, gitzwarte haren en een gespierde borstkas. Neemt hij me in zijn sterke armen en duwt hij me tegen ….

How, how! Stop, stop!

Waarom maak ik van de minste geringste keer dat manlief mij een Helpertjesbehandeling geeft, telkens weer een Stuiver-Bouquet-Harlekijn-moment?

Soms ben ik wel in voor wat hersenloze romantiek en dan liefst nog in gezelschap van mijn eigenste wederhelft.

En als je een blaar hebt van té kleine schoenen, tja … dan gaan je gedachten graag andere richtingen uit. Tenminste, de mijne toch.