Boetes … ik verzamel ze. Verkeerd parkeren en steeds veel te hard rijden. Yep, laat de rotte tomaten maar komen. Hard rijden trekt op niks, ik zei het al. En boetes daarvoor verdien ik. Ik geloof dat ik ondertussen dit jaar toch al wel aan een twee- tot driehonderd euro zit. De boeken en cd’s die ik daarvan had kunnen kopen … slik!
Het doet me iets meer oppassen bij flitspalen, in bebouwde kommen en in de buurt van blauwwitgestreepte toestanden.
Toen ik maandag al zingend en wippend achter mijn autostuur richting Turnhout reed, hing er op de autostrade ineens een motorrijder met blauw pak in mijn ‘achterwerk’. Zeeeer dicht. Ik deed mijn zonnebril af, tuurde in de achteruitkijkspiegel en haalde mijn schouders op. “Wat is de bedoeling? Moet ik aan de kant?” Hij ‘pinkte’, met aandrang, zo leek het.
Zo gauw ik kon, nam ik de afrit (Ik geloof dat het Beerse was) terwijl de gedachten door mijn hoofd schoten. Waren mijn lichten kapot? (Neen, geen lichten aan) Reed ik te hard? (130 km/u, ok een béétje te hard) Had ik zonet niet mijn gsm naast me neergelegd? (Want ik heb geen handsfree) …
Mijn mond werd droog en ik kreeg een krop in mijn keel. Verd … wat deed ik fout?
Op het rond punt was ik al zo zenuwachtig dat ik bijna een mede-weggebruiker ramde. Ik remde nog net op tijd. Toen pas kon ik langs de kant gaan staan.
De motorrijder reed achter me aan en stak me toen voorbij.
Een simpele motard met blauw jack. Dat was alles!
De tranen sprongen in mijn ogen. Slappe lach. Onozel kind! (En vooral één met een slecht geweten!)
Zeg het eens …