Voorzichtig, heel voorzichtig draai ik, dans ik rond. Aarzelend, in een cirkeltje. Als een vlieg die rond een overschotje friet met stoofvlees loopt.
Is er een vliegenmepper in de buurt? Is er iets dat vanuit onverwachte hoek mijn schamele defensie kan doorbreken? Wat kan me doden? Wie kan me nekken?
Het evenwicht herstelt zich. Langzaam. Toch vertrouw ik het nog niet helemaal. Wanneer je al eens een slag van de molen kreeg, wordt het moeilijk om niet meer te duizelen. Om niet meer bang te zijn.
Het conflict liet me wankelen. Ik kroop, over de vloer, onder de grond, dieper dan diep. Vulkanisch ‘verschwünden’. Zelfverwijt is de beste guillotine.
Vergeving, een pleister, die ik met verbeten trek, wegruk van mijn wonde. Liefde is balsem, zalf. Het heelt. Maar een litteken blijft. De mijne zijn altijd zo lelijk.
Zeg het eens …