Wereldburger

30 06 2008

Missiezuster. Missionaris. Stond op mijn beroepenlijstje anno 1984. Reizen. De wereld zien. Al doende mensen helpen. Leek me het summum.

Het celibaat was er wat te veel aan. Niks voor mij.

Maar dat reizen zou ik zeker doen. Later. Als ik groot was. Want dat was graaf. Keicool. Kunnen zeggen dat je elk continent bezocht. Dat je de zon zag ondergaan in Mali en weer zag opkomen in China. Of zoiets. Iedereen vraagt altijd wat je allemaal zag, waar je was en hoe lang. Een vrouw van de wereld, een wereldvrouw. Yep, ik zou dat worden. Ahum …

Dat reizen eigenlijk ook niets voor mij is, kwam ik deze maand weer te weten. Het lijkt wel ‘not done’ om dat toe te geven. Ik weet nog dat ik mijn moeder vroeger een ‘seut’ vond. Zij lijdt namelijk aan dezelfde kwaal: “Home sweet home”.

Ik reis niet graag. D.w.z. ik GA niet graag op reis. Je doet er een hele dag over om véél te veel en véél te verkeerde kleren in té veel koffers te stoppen. Je moet uuuuuren wachten op je vliegtuig. Kot in de nacht vertrekken om bij het ochtendgloren je véél te lange benen in economyclass te stoppen. Mét een vijfjarige superactieveling en een manlief met ochtendhumeur. You catch my drift?

Dan kom je aan op een vreemde luchthaven waar ze Engels met coupe Jackson erop spreken. Je moet uuuuren wachten op je bus en uuuuren rijden voor je bij je nachtmerriehotel bent. Je merkt al snel dat je té veel truien en té weinig t-shirts bij hebt. Je slaapt op één kamer met zoonlief vlak naast je hoofd, wat geleden is van toen hij een baby was en hij nog weinig last had van de bedperikelen van moeder en vader. Je eet té veel, je drinkt té veel. Op de eerste dag vallen de vellen vel al van je lijf want je hebt factor 50 nét niet op je onderbenen gesmeerd. Zodat je de rest van de week krampachtig een schaduwfiguur wordt. Je sterft van de zenuwen dat ze zoonlief zullen kidnappen. Of dat hij zal verzuipen in het veel té diepe en té kleine zwembad.

Je gaat lijden aan territoriumdrang en wordt doodsbleek als je jezelf betrapt op het leggen van een handdoek om een plekje te vrijwaren aan het zwembad. Je stroomt over van de complexen want een inmiddels 38-jarig lijf is in bikini ook ‘not done’. Je schuift dagelijks drie keer aan om reftereten te verorberen, aan tafel met the neighbours die in gebrekkig Engels vertellen over hun stoelgang en het effect van Turks eten daarop.

Je snakt naar je computer, je twitter, je myspace, je facebook en realiseert je dat je ontzettend verslaafd bent. Je mist je eigen hoofdkussen, de geur van je eigen huis, je tuin, je eigen glazen, je eigen lakens, dekens, je blote voeten op je eigen vloer, je eigen zetels, je eigen borden en vooral je eigen toilet.

En bovenop dat alles wordt je gedwongen tot sociale interactie met wildvreemden die je in je eigen wereld nooit ofte nimmer ofte never ofte jamais zou aanspreken. Waarbij je mond als gebeiteld blijft plakken op ‘krampachtige maatschappelijk aanvaardde’ glimlach.

Tijdens mijn verlof wil ik eigenlijk niemand zien, uren zitten lezen en zitten zwijgen samen met manlief. Dan ben ik reuze a-sociaal.

Want ik wil naar huiuiuiuiuiuis.

Tja, ik ben een seut. Hierbij bewezen.