Ik haal net
dat stomme toilet …
NIET.
Ik haal net
dat stomme toilet …
NIET.
Dikwijls gebeurt dat. Dat onderhuids gekriebel komt opzetten. Niet krabben, niet krassen, blijf eraf, blijf eraf. Negeer de jeuk, verbijt de kitteling. Hoe meer aandacht je er aan schenkt, hoe erger het wordt.
Niet aan denken, niet naar kijken.
Ik kan het toch niet laten. Met het vergrootglas in aanslag bekijk ik de situatie van alle kanten. Dwars door mijn defensie komt het verraad aanrollen als het paard van Troje. Met in de onderbuik het gif dat uiteindelijk mij zal doden. Of toch niet?
Ik voelde het al aankomen. De afstand werd groter. Het zwijgen dieper. De bezoekjes verminderden. Het contact verwaterde. Zonder enig besef.
Vandaag weet ik waarom. De wonde ligt weer even open. Te hard gewreven. Om de jeuk te verdrijven.
Toch blijf ik schrapen. Heen en weer, heen en weer. Uit angst in het verkeerde ritme te komen, wrijf ik me te pletter.
Want wanneer zelfs je eigen familie heult met de vijand, is de gifbeker niet veraf.
Het zweet stroomt in beekjes van mijn lichaam. Mijn ogen blijven gesloten. Ze openen kost te veel moeite. Draaien met mijn hoofd doet pijn. Dit is erger dan bevallen. Erger dan 60 km te voet wandelen naar Scherpenheuvel. Ik kan niets eten en haast niets drinken.
Mijn Mount Everest die buikgriep heet. Ik ben nog niet eens halverwege.
Ik vlucht
weg
van de woorden
die moeten gezegd
Ze dringen
ze duwen
mijn strot
uit
Ze kwetsen
ze snijden
en toch
ze moeten
Mijn lijf spreekt. Meer dan ik het zou willen. Er naar luisteren is niet mijn strafste kant. Ik hol het voorbij, negeer de nek-hoofd-en schouderpijn, de maagkrampen, en de iets lagere regionen die af en toe echt blokkeren (need I say more?). Mijn lijf is niet echt mijn beste vriend. Nooit geweest.
Lelijk, eens te mager, dan weer te dik, te klein dit, te breed dát enzovoort enzovoort. Terwijl mijn omgeving het afdeed als ‘typisch vrouwelijk gezever’, zat ik wel met een enorm haatgevoel naar dat lichaam. Ik realiseerde me dat weer zopas.
Manlief is een grote katalysator geweest in het veranderen van mijn lichaamsbeeld. Hij schokte mijn wereld met zijn heliocentrisch tantierisbeeld. Maar genieten dat ik daarvan doe. Afin, dat is dan weer een ander verhaal.
Dit weekend realiseerde ik me hoe gemakkelijk ik tegenwoordig dat lijf inschakel wanneer ik met mensen praat. Ik zag mijn hand belanden op de schouder van een man die ik nog maar 3 uur kende, ik gaf hem een kus en wreef over zijn arm. Misschien hielp het feit dat hij zijn hele scheiding uit de doeken deed in die 3 uur dat we samen een pint dronken. Mijn lijf helpt me om dichter bij mensen te komen. En het doet deugd, joh, deugd!
Toch blijf ik af en toe nog wat op afstand. Ik merk dat mijn lichamelijkheid soms verkeerd wordt geïnterpreteerd. Vooral dan door de andere sekse. (Need I say more?). Ik wil niemand op verkeerde gedachten brengen. Echt niet. Maar soms kom ik verkeerd over. I’m Willy Sollie.
Ik ben nu eenmaal een warmbloedige madame. Mensen rond hun nek vliegen, me tegen hen aanvlijen, hen kussen en knuffelen. Het heelt mijn ziel, het maakt me mooier en beter dan ik werkelijk ben.
Soms kan ik het dus écht niet laten. Ook dát kreeg ik in het oog. Dit weekend stortte een jongen zijn hart bij ons uit. We zaten met z’n allen rond de tafel en hij kreeg het allemaal zo prachtig gezegd. Schoon was dat.
Dan zit ik op het puntje van mijn stoel, wapperen die handen weer de lucht in omdat mijn hart zo overstroomt dat zelfs mijn lippen het niet kunnen bijhouden. Op een bepaald moment beheers ik het dan niet meer. We stonden samen in de keuken en ik heb hem omhelst als was hij mijn zoon. Hoewel hij een zeer mooie man is die slechts (haha) 9 jaar jonger is dan ik, voelde het alsof ik zijn moeder was. We bleven even staan, dicht tegen elkaar. Mijn armen om zijn hals, zijn hoofd tegen het mijne, zijn handen op mijn rug. Ik hoop dat hij de troost merkte die ik hem wilde geven.
Ik weet zeker, moest mijn vader op dat moment binnenkomen … Of misschien wel iemand anders. Wat zouden die dan denken? Ik denk dat ik het weet, maar ik weet niet wat een ander denkt. Ik weet alleen dat ik weet wat ik weet. En daar is niks mis mee. Want het lijf zegt soms de schoonste dingen. Ook zonder dat vierletterwoord!
In veel profielen van veel blogs staat dat het blog gebaseerd is op louter hun eigen mening en dat hun werkgever er niks mee heeft te maken. Ik herinner me wel een aantal verhalen van ontslag door blog en vorig jaar las ik bij Blogologie ook al een soortgelijke situatie in eigen land.
Dat zou ik heel straf vinden, moest ik worden ontslagen omwille van mijn uitingen over mijn job. Toch sluipt er een greintje twijfel binnen. Mijn werkgever van dit jaar was op de hoogte van het bestaan van mijn blog, mijn nieuwe collega’s lazen af en toe wel eens mee. Ik schreef zelfs over hen. Allemaal in de beste verstandhouding en bloemengeur.
Dit jaar was ik ook niet zo gefrustreerd wat mijn werk betreft. Ik voelde me geapprecieerd, gewaardeerd en vooral gerespecteerd. Zelfs bij meningsverschillen werd het volwassen opgelost, met een goed gesprek, zonder iemand in emotie te duwen of te vernederen.
Aangezien dat nu voorbij is en ik dus terug voor de klas moet gaan staan, heb ik effectief wel meer schrik om mezelf hier bloot te geven. Ik wéét namelijk niet welke mensen mijn blog lezen. Eén collega leest mee, maar zij werkt al 2 jaar niet meer bij ons én is ondertussen ook één van mijn beste matekes geworden. Daar zit de schrik niet in.
Neen, ik vrees dat de frustraties en het onbegrip weer huizenhoog zullen meespelen. Soms heb ik het gevoel in een kleutertuin te zitten en zelf het kindje te zijn dat gepest wordt of nét de bullebak is. Je hebt nu éénmaal verschillende golflengtes, dat kan ik nog aanvaarden. Maar het feit dat sommige mensen echt geméén kunnen zijn én vooral achter mijn rug zich te pletter amuseren met mijn persoon … mmm, daar ben ik niet zo’n straffe in.
Misschien trek ik het mij ook wel wat te hard aan. Lange tenen, overgevoeligheid, snel in mijn … gebeten. Yep, ik ken mezelf wel.
Wat ik me afvraag, zou ik hiervoor nu ontslagen kunnen worden?
Want zij kunnen zich niet verdedigen als ik hier iets over hen schrijf. Maar ja, u weet toch ook met geen geweld waar ik tewerkgesteld ben? U kent hen toch niet?
Twijfel, yep, twijfel.
Dus bij deze:
Alles wat hier staat is mijn eigen opinie. Het wordt niet nagelezen of goedgekeurd door mijn werkgever voor het on-line komt, en ik bied geen enkele garantie voor kwaliteit of correctheid.
Mijn werkgever is het niet noodzakelijk eens met wat ik schrijf, en het spreekt vanzelf dat hij dan ook op geen enkele wijze aansprakelijk kan zijn voor wat ik hier publiceer.
Gepikt bij Michel. (Magda?)
Hij weent. Niet echt. Maar toch …
Hij wrijft in zijn ogen, zet zijn bril op en af, wrijft weer in zijn ogen.
“Ik ben geraakt, je doet het zo goed, prachtig!”
Tegen mij. Hij zegt dat tegen mij?!
De vragende toon sluipt automatisch binnen. Mechanisme á la Tantieris. Goed bezig, tanteke. Goed bezig.
Ikke??? Ikke????
Yep, ik ben blijkbaar goed bezig. Zo goed dat ik iemand kan ontroeren van het goed bezig zijn.
Als dat niet goed is!
De avond valt. Ook in ons huis.
Verpakt in stilte met een strikje weemoed.
Zijn mond in mijn haren. Zijn handen op mijn rug. We zwijgen.
Want liefde klinkt luider in stilte.
Ruiten negen:
Vertel iets wat u nooit vertelde. Doe het een keertje niet op televisie.
komt dat hier ooit,
ooit nog goed
alles lijkt
lijkt meer
solide
alleen
niemand weet
wat jij
wat ik
wat wij
niemand weet
iedereen kijkt
maar ziet niet
iedereen hoort
maar luistert er
naast
alleen
jij
ik
wij
besef
dat wij
zijn
Zeg het eens …