In de tuin. Terwijl ik mijn groenafval op de composthoop ging gooien. (Alsof dat belangrijk is)
Heel klein. Heel wit. Fladderend in mijn rechterooghoek. Ik stopte. Omdat ik het haast niet kon geloven. Mijn eerste vlinder, deze zomer. Nu, op dit moment.
Zoals gewoonlijk streden de tranen weer met de lach. Ze wonnen beide. Biggelende glimlachjes gleden langs mijn wangen. Daar was hij. Mijn vriend.
Mijn grote vriend die over me waakt. Ergens.
Hemel of aarde. Dat weet ik niet zeker.
Maar ik ben overtuigd van zijn kracht.
Zoiets zegt me dan: Alles komt goed. Geloof in jezelf. Alles komt goed.
Met een tasje thee tegen manlief in de zetel gezakt. Zijn glimlach omhelst me. Hij is mijn huidige vriend. Die over mij waakt.
Ik ben rijk. Heel rijk.
Fantastisch dat je je rijk voelt. ‘Zijn glimlach omhelst me’ is zo mooi geschreven.
[…] momenten eerst. Ik huil u een rivier, een oceaan. Van verdriet, van vreugde, van ontroering, van gemis, van keeldichtgeknepen blijdschap, van bloemende meligheid, van schoonheid en hartveroverende […]
[…] Maar sedert 13 december 1997 werd dit mijn pijn-lied. […]
[…] was weinig intimiteit. Ik heb mijn grootvader slechts 1 keer zien huilen: bij het sterven van zijn zoon, mijn zielsverwant. Grootvaders huilen niet. […]