En dan rij ik huilend naar huis. Huilend van spijt. Spijt omdat het te laat is. Te laat voor herstel.
Omdat mijn hoofd er eindelijk weer opstond en ik het niet meer kwijtwil. Omdat mijn hart terug op de juiste plaats staat en weer open is voor lieve mensen.
Twee keer knippen. Omdat de band blijkbaar een navelstrengdikte heeft. Mijn best gedaan. Om te snoeien. Alles te kortwieken.
De kiemen van hoop blijven de kop opsteken.
Ik roei ze uit. Want zelfbescherming is soms belangrijker dan mijn hart volgen. Sommige mensen mogen mijn binnenkant niet meer zien. Nooit meer.
Zeg het eens …