Vandaag huil ik weer om alles …

5 11 2008

– Zijn stem wanneer hij lacht om mijn onverwachte uitnodiging. (En het servetje mét boodschap dat ik vanmorgen in zijn brooddoos stak)

– Zoonlief die mijn hoofd in houdgreep neemt en me stokdoof maakt door te roepen dat ik de liefste mama van de hele wereld ben.

– Mijn moeder die een vervelend telefoongesprek moet voeren en me om raad vraagt.

– De vriendelijkheid van de meneer die me voorlaat in de winkel.

– Het interview mét en over Annie M.G. Schmidt op radio 1

– De vriend/collega van het oudercomité die als een gek wuift wanneer hij onze wagen voorbijsteekt …

Het was zo mooi. Zo mooi. Luc Versteylen die het beste van zichzelf gaf en me af en toe de wenkbrauwen deed fronsen.De zelfgeschreven teksten van haar zoon, haar broer. De stem van een oud-collega die met ware diva-allures Avé Maria zong.

De tranen vloeiden zoals ze dat altijd doen op begrafenissen.

En toen kwam Aretha. Als toetje, de kers op de taart …. Beide zonen zetten hun schouders onder de kist, droegen hun moeder naar buiten. De kleinkinderen lieten witte ballonnen met een wens eraan vliegen in de lucht.

Ik vond mezelf … met mijn hoofd tegen de biechtstoel, mijn zakdoek in mijn mond… de pijn van het inhouden bonkte tegen mijn hart. Stien omarmde mij, ik liet me gaan.

Had ik maar …

wat meer gebeld, wat meer gemaild, wat meer afgesproken. Had ik maar …

Vandaag zeg ik tegen iedereen hoe graag ik ze zie …





5 11 2008

Nu en dan zit ik op mijn tandvlees. Voelt het leven rauw, lelijk, zwart, gallig.

Na bijna 39 jaar op deze aardkloot is het voorspelbaar. Ik surf op de golven van mijn gemoed. Meestal hou ik me bezig met tow-in surfen. Iets trekt me voort, stuwt, duwt. Energie vliegt rond mijn oren, een extatisch gevoel maakt zich meester van hart en ziel. Mijn buik woelt, voelt, draait en keert. Bobbejaanland in het kwadraat.

Dan komt de flatline in zicht. Dikwijls ga ik kopje onder.

Na al die tijd leerde ik onder water te kijken. Terwijl ik vroeger mijn ogen stijf dichtkneep, mijn adem inhield en in panische angst om me heen trappelde, probeer ik nu te zien wat er zich rondom mijzelf afspeelt. Ik geniet nog steeds niet van dat onderwaterlandschap: het zeewier waarin ik verstrikt kan geraken, de haaien die me soms omcirkelen wanneer ik bloed, de luchtbellen die me ontsnappen terwijl mijn longen zwoegen om wat zuurstof te krijgen.

Ik vertrouw op mijn zwemvermogen, probeer vooral rustig te blijven. Mijn innerlijke kracht leidt me weer naar de oppervlakte. Soms is er iemand die met mij aan synchroon zwemmen doet, gezamelijk zwemmen of verzuipen. Dikwijls duw ik op eigen energie.

De intensiteit waarmee ik inadem, verzeert mijn longen. Maar die eerste teugen zachte tintelende zuurstof doen telkens zo’n deugd. Bijwijlen wil ik dan wel eens kopje onder gaan … het is de overwinning telkens waard.