Huishoudelijke Mr. Bean-scène ten huize Tantieris.
Maandagochtend. De sneeuw knerpt onder mijn voeten. De vriezeman bijt in mijn neus. Zoonlief loopt hyper rond, manlief probeert hem zijn jas aan te doen. Ik ben chagrijnig. Sedert een paar jaar ben ik de node bezitter van een ochtendhumeur. Sprong ik vroeger als een olijke Tiny om half zeven uit mijn bed, heden te dage ben ik ’s ochtends eerder een haar voegen gebarsten tante Sidonia.
De koude doet er geen goed aan. Centrale vergrendeling ontgrendelen en snel mijn boekentas de koffer in. Euh … snel?
Koffer vastgevrozen. Het linkerportier ook. En … ook de rechtse deur verzet zich hevig tegen enige opening. Een vloek met daarin de naam van de Heer blijft branden op mijn lippen. Enige pedagogische inslag blijft toch aanwezig. Zoonlief vindt alles prima zolang hij zijn gloednieuwe jeans maar kan ‘verenneweren‘ wat dan weer een andere vloek doet ontsnappen.
Verdomme. Stomme auto!
Manlief kijkt vanuit de garage toe. In badjas, dus ietwat afwachtend.
Ik roep hem toe (ja, onze garage is nogal ver van de parkeerplaats van de auto – neen, het is niet zo dat mijn buren getuige moeten zijn van mijn balorig gedrag – ah ja, alles voor de schoon ogen van het gebuurt)
“Kan jij misschien wat warm water gaan halen?”
Manlief is van het type dat alles beter weet. Niet negatief bedoeld, meestal wéét hij het ook effectief beter, wat praktische zaken betreft, toch. Hij oppert dus de nodige raadgevingen, opmerkingen en bedenkingen. Geen warm water gebruiken?
Mijn antwoord blijft staan: “Neen, wat gij zegt, dat gáát niet, dus wilt ge alsjeblieft wat warm water gaan halen?”
Manlief blijft bezwaren spuien. (Ja, ik weet ook wel dat dat niet goed is voor uw ramen. Ja, dat vriest dan meteen terug aan. Ja, ge moet dan nadien weer krabben. IK WEEEET DAAAAT)
Mijn vraag krijgt een licht pré-menstrueel ondertoontje. Ik WIL warm water!!! Nu! Meteen!
Manlief zwicht en verschijnt na enige tijd met gevulde waterkoker. Ik giet. Ik trek. Ik trek. Ik giet. En nog eens en nog eens en nog eens.
Geen krimp. Geen kramp. De autodeur geeft niet toe.
Uiteindelijk krijgt manlief toch medelijden met zijn inmiddels briesende beddegenote. In pyjama, badjas, op sloffen komt hij aangesloft. Mijn pantoffelheld. Mijn redder in nood. Mijn Superman. Mijn Jerommeke.
Met volle kracht sleurt hij de deur bijna uit zijn voegen, hengsels … Niks, ze blijft gewoon toe. Het huilen staat me nader dan het lachen.
Manlief, die ik vooral selecteerde op basis van zijn ongelooflijke intelligentie, vraagt met nuchtere klank: “Hij is toch wel open?”
Doelend op de wagen die ik momenteel vervloek.
Spinnijdig snauw ik van JA. Tot ik op mijn knopje druk en mijn autootje vrolijk 1 maal pinkt. Eén maal … euh … das open??!!!
En dan begin ik effectief te huilen. Van het lachen weliswaar. Manlief smijt nét geen sneeuwbal naar mijn hoofd.
Maandagochtend. Not my moment!
En ja, ik kreeg mijn deur niet meer open op de parking van school. Vastgevroren vanwege het kokende water. Manlief had gelijk. Zoals altijd. Grrrr …
Zeg het eens …