Pest eens een vriend

26 02 2009

Wij zijn mensen met een missie. Op alle vlakken in ons leven. Wij zoeken eetgelegenheden die zich als dusdanig profileren. Dit eethuisje alwaar wij ons te goed zouden doen aan ‘Ontbijt met Bubbels‘ zegt dat te hebben. Een dubbele missie zelfs. Tenminste … zo staat het in het boekje.

Rustig genieten. Van een uitgebreid gamma ontbijt- en lunchgerechten. Zwart op wit.

Ogottocheere. Om het ware hotelgevoel te kunnen verwerven zitten ze wel goed. Binnenkomen en een opgetrokken lip en gefronst voorhoofd van de ‘gastvrouw’ krijgen als begroeting. “Wie zegt u?” Na drie maal werd ik begrepen en begreep ik ook waarom zij me niet verstond. De decibels die in dit ‘rustig’ eethuisje werden geproduceerd, deden mijn begripsniveau met rasse schreden stijgen.

Onze tafel werd ‘gezellig’ gedekt met een papieren laken dat de rimpels van onze voorgangers nog vertoonde, alsook de kruimels. Hans en Grietje werden wij.  Het spoor leidde ons tot een koeltoog waarin elk beleg verloren liep. Want alles was er zelfservice. (Met bijna trotse ondertoon)

Dus we gingen op zoek. Na een tijdje nauwkeurig speuren ontdekte we de 2 soorten kaas, de drie soorten beleg en de uitgeslagen slaatjes in drie minuscule kommetjes. Er waren twee potten choco. Het mes fier rechtop.

De koffie en thee waren ‘bij te tanken’. Er heerste een ware oorlogssfeer om meer dan één schijfje citroen te bemachtigen. De door-een- afwasmachine-mishandelde-bordjes getuigden van intensief gebruik. We vragen ons nog steeds af door wie?

Als haringen in een ton, sardientjes in een blik schoven we aan om gretig toe te tasten bij de kledderige roereieren en vers uit de toog genomen spek. Volgens mij had dat wel ergens een pan ontmoet maar het was een kortstondige affaire geweest; het spek met eieren onderonsje.

Ondertussen vergezelde de boormachine ons op onze weg. De soep werd ter plekke gemixt door iets dat mijn vader vroeger ook gebruikte toen hij aan de kathedraal van Antwerpen werkte. Zonder gène gaf de mevrouw van het huisje de geheimen prijs van haar ‘heerlijke’ chocomelk en ontbijtgranen. Bij een tekort (zo iets om de tien minuten) haalde ze de pakken boven en goot ze ‘vrolijk’ de kommetjes in de toog nog eens vol. Nu ja, vrolijk. Eénmaal kwam ze langs en vroeg toen – op de toon van een ware Meesteres – : “Smaakt het?” Wij knikten deemoedig. Een Meesteres spreek je nu eenmaal niet tegen.

Het glaasje cava was lekker. De toiletten waren olijk geschilderd. Tot daar ons genietmomentje. Wij zijn gaan lopen. Niemand zei er ‘bedankt en tot ziens’. We namen onze jas en renden naar de auto. Weg van daar. Weg van de bongo-hel.

Om wat te bekomen en onze feestelijkheden recht aan te doen karden we naar een koffiehuis in de buurt.

Vlindervormige suikerklontjes met wolkjes van chocola. VIJF schijfjes citroen bij een mooi zwart, zwaar chinees theepotje dat zoete gesprekken herbergt. Norah Jones zingt ons de hemel in. Zelfs de rokershoest van de buurman op minstens een meter afstand, stoort niet meer. De lach van de serveerster, de stilte van de tassen … het deed deugd. Daar betaalden wij graag 5,70 euro voor.

Dipfico … ik volg u. Compleet!