Gedichtendag

29 01 2009

Na bijna vijf jaar bloggen kan ik al spreken over bloggewoontes …

Muziek op gedichtendag is er zo eentje. Omdat in muziek de mooiste woorden worden gemaakt.

Gisterenavond, veel te laat … Frank op tv. Frank kan mij krijgen, Frank is een mooie man, vooral vanbinnen. Een man die zulke teksten schrijft … die mag dus zijn sloefkes wel eens onder mijn bed zetten.

Alle gekheid op een stokje: ik heb nood aan wat gewaai, gebliksem. Ik wil storm om mij heen. Omdat de orkaan in mezelf steeds wilder wordt. Een Katrina in Tantieris. Frank is mijn Brad Pitt vandaag. Hij bouwt het noodhuis.

Het was windstil
Op een zondag
Dat ik besloot
Later vrij te zijn
Gevangen in eenzaamheid
Je weet wel hoe dat afliep
Na die nacht bleef jij bij mij
Verlangen kan zo sterk zijn

Maar waar is de storm
Waar is de bliksem
Word wakker kijk mij aan
Waar is de storm
Waar is de bliksem
Sta op het is tijd
Om te gaan

Belofte maakt schuld
In jouw ogen
Scheen een licht
Bestemd voor mij
Er is niemand
Die daar recht in kijkt
Jij had zo je vrienden
En ik bleef maar staan
Tot jij mij zag
De woorden die jij
Tegen mij zei

Waar is de storm
Waar is de bliksem
Het vuur gloeit onder de vulkaan
Waar blijft de storm
Waar blijft de bliksem
Sta op het is tijd
Om te gaan

Wat laat ik achter
Verbrande schepen
Een stad vol verliezers
En een deel van mijn leven
En een paar vrienden
Met wat vage beloftes
Maar ik neem jou mee
Als jij dat wilt

Heb jij soms dat gevoel ook
Niet thuis te horen
In deze tijd
Maar in een film
Uit de jaren vijftig
James Dean ging vroeg dood
Zijn droom
Kwam snel aan een eind
Maar ik wil
Nog zo lang hier zijn

Want hier komt de storm
Hier komt de bliksem
Splijt de hemel
Breek de maan
Hier komt de storm
Hier komt de bliksem
Sta op het is tijd
Om te gaan

Wat laat ik achter
Een huis vol met leegte
Waar ik nooit thuis kwam
Maar op bezoek bij een vreemde

Ik wil jouw geur in mijn lakens
Ik wil jouw gezicht in mijn spiegel
Ik wil jouw hand op mijn lichaam
Ik wil jouw mond op mijn mond
Ik wil jouw fluister in mijn oren
Ik wil jouw lach in mijn ogen
Ik wil jou kussen in mijn armen
Ik wil jouw hart op mijn tong

Ik wil jouw stem in mijn dromen





De X-factor

2 10 2008

Al jaren achtervolgt hij mij. In elk donker steegje van de stad voel ik hem. Wanneer ik ’s avonds alleen thuiskom en in de kille donkerheid van onze straat de poort opendoe, staat hij achter de eerste boom rechts.

Telkens probeer ik mezelf te vermannen, ik zet me schrap vóór de gedachten me overspoelen. Soms praat ik luidop of zing ik, zo vrolijk en olijk mogelijk.

Het was mijn eerste ontmoeting. Mijn eerste encounter met het occulte. Meteen was ik dodelijk angstig. De realiteit en fictie scheiden is niet mijn strafste kant.

Het medelijden dat ik voelde voor de arme man, die behept was met een afgrijselijke ‘gave’. Toen realiseerde ik me dat niets zwart/wit is. Dat aan al wat zwart, lelijk, kwaad en verdorven is ook een gouden randje wordt geweven.

Sommige mensen hebben een drang, diep verborgen. Het is een dagelijks gevecht om sterk te blijven, sterk te zijn. Het vergt onvoorwaardelijke, totale inzet. Af en toe geven ze er aan toe. Met spijt in het hart maar omdat ze van hun lijf en geest nu eenmaal móeten …

Soms gaat het zelfs zo ver dat ze liever zichzelf vernietigen dan zwichten voor de overgave.

Dat gebeurde uiteindelijk ook met hem. Alles eind goed, al goed?

Neen, want hij staat al bijna 15 jaar achter elke hoek en elk kantje waar het donker is en ikzelf eenzaam, alleen en verlaten ben.

Ik kan elke aflevering van the X-files nog steeds navertellen. Gewoonweg uit pure horror en doodsangst. Niks voor mij zo’n reeks. Geef mij maar Friends en According to Jim. Simpel, puur, bloemerig entertainment.





Het groene monster

19 09 2008

Mijn oudste/langste en (letterlijk) toch kortste vriendin kent mij al meer dan 30 jaar. 34 jaar, om juist te zijn. Kleuterschool, lagere school, deel van het secundair, normaalschool en zelfs het eerste jaartje werken: samen, wij twee.

Euh, neen … er liepen nog een heleboel andere mensen rond. Veel te veel naar mijn goesting.

In het vierde leerjaar kreeg ik heel veel straf. Ik had namelijk een ander vriendinnetje van I. over mijn rug gezwierd. Pure colère, woede in de derde graad, razernij in tsunami-vorm.

Het tweede middelbaar was toneel van een andere knokpartij. Verbaal deze keer. (Gelukkig maar) Vriendinnetje I. was dik bevriend met D. (Waarbij ik me nu ineens realiseer dat ik nadien alleen maar slechte ervaringen had met vrouwen die D. heten. Domme D’s)

JALOEZIE. Het groene monster. Ik heb daar last van.

“Ik ben Tantieris en ik ben een groen monster” (’t Lijkt hier de AA wel?)

Indien je het woord in de Vandale opzoekt, vind je mijn naam erachter. Ik weet het, ik weet het.

Onzekerheid is de grootste troef van die groene draak. Zijn neusgaten zijn een radar voor dat gevoel. Hij ruikt, hij snuift en wéét: “Daar kan ik mijn slag slaan.”

Na een aantal jaren zware therapie (ahum) kan ik zeggen: “Ik ben Tantieris en ik versloeg het groene monster. Blootsvoets, blootshoofds, barehanded …”

Het deed zeer. Soms steekt het nog eens de kop op maar mijn excalibur staat klaar. Want heden ten dage bén ik een groen monster dat draken verslaat.

“Ik ben Tantieris, maar eigenlijk heet ik Shrek.”

En ik win!

(btw. I. ziet mij nog altijd graag. En ik haar nóg liever)





Opgeven? Nooit!

14 09 2008

19.

1 jaar te laat afgestudeerd. Het beest uithangen op school is geen goed idee als je grootste doelstelling “Hakken Over De Sloot” is. Geen leraar die je dan helpt als het ‘hakken IN de sloot’ wordt.

1 jaar samen met een lief dat ervoor zorgt dat je denkt dat een vuilbak er beter uitziet dan jezelf en een koe ’s morgens intelligenter oogt dan je eigen slapend hoofd.

Ik zong dit nummer dikwijls. Zeer dikwijls. Total recall vandaag.

Het verschil is dat ik me nu verheug op de lalalalalaa die het nummer afsluit. Zo voel ik me vandaag. Alles is tijdelijk. Zelfs een gebrek aan zelfvertrouwen.

Dus vandaag ben ik meer Bohemien dan Edie … Live life to the max.

(“Drink Pepsi”, rijst spontaan op. Maar dat zou de teneur van die schrijfsel teniet doen. Dus zing ik het maar niet.)





Verborgen

12 09 2008

“Je lijkt meer op hem dan ik had gedacht.”

Ze bedoelt het niet zo maar voor mij klinkt dit als muziek in de oren. Een verdoken compliment dat zich meteen in mijn ziel nestelt.

Haar baart het zorgen, het maakt haar bang. Ze kent zijn strijd, zijn leven. Ze heeft kennis van zijn struikelen, zijn vallen en opstaan. De pijn, de littekens, de ontworteling. Ze wil dit niet voor haar eigen kind.

Terwijl ik groei en bloei en soms zelfs groter word dan mezelf. Ik vlieg en de wolken glijden me om de oren. Wattig en zacht. Onderbroken door onweer en donder en bliksem. Kletsnat ben ik soms, van tranen en stormen. Binnen en buiten mezelf. Maar ik droog op, door de zon die in me straalt. Door de warmte waarmee ik me omgeef.

Niet altijd bewust ben ik. Af en toe komt er verborgen pijn. De pijn die haar snijdt en kerft tot in haar kern.

Een moeder wil altijd het beste voor haar kind.

Haar ‘beste’ is dikwijls niet ‘mijn’ beste. Maar ik blijf haar kind. Tot ik oud en versleten zal zijn. En terugkijk op ‘mijn’ leven, dat niet altijd was zoals zij het wenste.





24 08 2008

Zondagochtend. 9.00u. Enkel wielerterroristen en bejaarden op de baan.

Het is stil. Iedereen kijkt door het raampje naar buiten. Ik ben boos. Onredelijk boos.

De trein der traagheid die mijn beide mannen zijn zorgt ervoor dat we te laat op de afspraak zullen komen. Gestresseerd word ik daar van. En boos dus.

Hij zwijgt. De rimpels om zijn mond zeggen dat ik maar beter mijn mond hou. Dat doe ik. Ik zwijg.

Zoonlief lijkt de sfeer te vatten en kijkt ernstig door zijn persoonlijke venster op de wereld. Zonder woorden.

Plots komt Phil langs. Hij zingt.

Onverhoeds sijpelt hij binnen. De eerste (en bijna enige) brief die hij schreef bevatte de tekst van dit nummer. Het was onze openingsdans. (Toen heette dat zo)

Ik herinner me de vreugde. Hij gaf zich bloot. Hij schrééf. Terwijl ikzelf elke maand een atoma-schriftje volpende met enkel liefdesbrieven voor hem, schreef hij deze ene brief.

Ik heb hem kapotgelezen. Zoekend naar een diepere betekenis. Iets dat misschien achter de woorden zat. Iets dat ik over het hoofd zag. Want zo’n mooie tekst kiezen, dat kon alleen iemand met gevoel, emotie.

Dat bleek een fabeltje. Mensen zijn dikwijls niet wat je er van droomt, wat je er van verlangt.

Dat hij het voor mij deed, realiseerde ik me pas later. Want uit zichzelf was hij nooit zover gegaan. Een brief schrijven was stom. Voor een jongen van 19.

Ook dat is een fabeltje.

Ik kijk opzij. Zijn gezicht staat nog steeds in donderwolkmode. Ineens draait zijn hoofd en zie ik de pretlichtjes in zijn ogen.

“Je ziet er fantastisch uit als je zo boos kijkt”.

Ik voel de kriebel opkomen. Ik pruttel nog even tegen, ik mopper maar krijg dan toch de slappe lach.

“Je speelt vals. Dat is niet eerlijk. Ik wil boos blijven kijken.”

Hij steekt zijn tong uit. Ik schater.Ik kan nooit lang kwaad zijn op hem. Hij doet me lachen.

En hij schrijft. Al jaren. Voor mij.





Nachtelijke wildebras

23 07 2008

Sanitaire problemen tot mijn twaalfde, ziek van heimwee, niet ‘marcheren’ in een groep, nachtmerries overgehouden aan de jeugdvereniging …

Het zijn maar een aantal redenen waarom logeerpartijtjes aan mij zijn voorbijgegaan. Mijn ouders ‘waren daar niet voor’. Mijn vader wou ’s morgens rustig zijn eigen badkamer bezetten en mijn moeder vond al dat meisjesgedoe onder elkaar maar niks.

Ik ben dus één van de weinigen van mijn generatie die nooit of te nooit of te nergens of te nieverance is gaan logeren. Nope. Niks, Nada. Noppes.

Stikjaloers was ik wel. Mijn vriendinnetjes hielden pyamafuiven en leken nadien ineens veel sterker verbonden. De geheimen die ze dan uitwisselden kwamen me nooit ter ore. Ze gingen samen op vakantie, op kamp, op reis. En ik? Ik zat zielig thuis te wezen en viel volledig uit de boot. Mmmm, dat ook niet helemaal, natuurlijk. Mijn vlotte babbel (?) zorgde er wel voor dat ik vriendschappen smeedde, zelfs op diepe basis. Ik had daar geen logeerpartijen voor nodig.

Wat niet wegneemt, dat ik deze week voor de eerste keer in mijn 38-jarig bestaan bij een collega/vriendin ga slapen. En dat behoorlijk eng vind.

Zo als in: manlief ligt een nacht alleen in ons bed, zoonlief logeert bij de grootouders en tantieris ligt ergens in Gent te snurken mét andere mensen in de buurt. Vooral dat laatste is een struikelblok. Wanneer ik op bosklassen ga, ben ik er als de kippen bij om de solokamer te krijgen. Geen collega’s in mijn buurt als ik slaap. Ik ben -volgens anderen- nogal ‘wild’ in bed. Dat wil zeggen, ik beweeg veel, woel alles bij elkaar, babbel én snurk. Mijn nachtjapon eindigt ook steevast aan het voeteinde van het bed (ik schiet hem dus ’s nachts wel eens in mijn slaap uit), ik slaap met mijn mond open en kwijl bijgevolg half de lakens onder. Ik knars met mijn tanden en durf al eens uit te schieten met mijn handen en voeten. (tot groot ongenoegen van mijn beddegenoot).

Dus ik verheug me ontzettend op de Gentse Feesten, op het samenzijn met mijn liefste collega’s (die ik nu toch al een week of 3 moet missen), op de muziek, op de babbels …

maar ik zie als Mozes tegen de berg van het nachtelijk gebeuren op. Want er is niets zo ontluisterend als een toffe collega die ’s nachts in een wilde verandert. Heel mijn imago naar de knoppen.

(Zou dat dan niet de grootste angst zijn? Neeeeejeu!)





27 06 2008

Sommige verdrietige dingen komen ook elk jaar terug in je herinnering.
Iemand zei me overlaatst dat spijt je niks vooruit helpt. Terwijl ik soms toch spijt heb, om mensen die ik kwetste, situaties die ik niet onder controle had …

Dit jaar is zodanig intens geweest dat alles wat naar de voorgrond kwam, ook zaken die meer dan twintig jaar geleden gebeurden. Misschien zit ik nu wel in mijn midlifecrisis. Dat zou handig zijn, dan ben ik er ineens vanaf!

21 jaar geleden nam ik een verkeerd besluit. Een besluit dat me tot mijn 27ste zou vasthouden, bevriezen, ter plekke zou laten trappelen tot ik doodmoe neerzeeg.
Pas sedert dit jaar kan ik dankbaar zijn voor de lessen die me werden geleerd. Ik ben gegroeid door hem, ik heb heel nauwkeurig besloten wat ik NIET wil in dit leven. Het kostte me 10 jaar om me los te maken en nog eens 10 jaar om daar helemaal over te geraken. Dat zegt meer over mijn eigen inertie, dan over zijn impact. Alhoewel …
De tekst van dit prachtig K’s Choice-nummer (met weer de meest voze clip allertijden) zegt eigenlijk alles.

Is there anything you want from me
My arms, my life, my energy
I don’t know how far I can go
Everything says no
But you know how it goes when
You’re used to your side of the bed
I know you don’t belong in this room
But you’re here now
So what can I do
All that I am is
All I was taught to be
All that you are is
A wall between myself and me
Have you ever really looked at me
Or thought about me secretly
Do I make you wonder at all
About the speed of light
Outside our little world we might not
Feel so alone
I know you don’t belong in this room
But you’re here now
So what can I do
All that I am is
All I was taught to be
All that you are is
A wall between myself and me

De muur is neer, ik kom bij mezelf. Dankbaar om hem, na al die jaren kan ik hem eindelijk appreciëren. Hij was goed voor mijn groei, niet meteen voor mijzelf. Vandaag denk ik even aan hem en glimlach…





Jong, jonger, jongst

7 06 2008

Toto is zwaaaar jeugdsentiment. Sommigen vinden het bommamuziek, anderen vinden het dan weer keigoed. Ik zweef daar een beetje tussenin.
Hold the line” kan mij tot in de toppen van mijn tenen en vingers laten springen en dansen en VOELEN.
Terwijl ik “Georgy Peorgy” dan weer heel wat minder vind.

Waarmee ik wil zeggen dat ik Toto af en toe best kan pruimen.

Het volgende nummer wordt gezongen door de alom gehate Jean-Michel Byron die door de platenmaatschappij erbij werd gesleurd. Vele fans zijn toen afgehaakt. Het specifieke stemgeluid van Bobby Kimball was de kracht van Toto. Wegens druggebruik werd hij verzocht de band te verlaten en moest Jean-Michel het overnemen.

Ik sluit me aan bij de vele afgehaakte fans. Jean-Michel doet het echter niet slecht maar het leven, the vibe, is uit de liedjes verdwenen. Toch ben ik ook een fan van onderstaande nummer.

Je moet eens luisteren naar de bas. Ongelooflijk.

Basspelen is heel wat anders dan op een gitaar tokkelen. De snaren zijn dikker en dus lijkt het mij toch moeilijker. Een gitaarpartij blijft de meeste mensen bij, vandaar dat je op wilde fuiven ook zoveel luchtgitaren ziet.

Voor mij zijn het dikwijls bas en drum die ‘the groove’ van een nummer bepalen. Die zitten meteen in mijn onderbuik. Zij doen dansen en bewegen.

Wat de bas doet bij dit nummer is fantastisch. De bassist bespeelt zijn instrument alsof het een gitaar is, loopt moeiteloos over de snaren en speelt er ongelooflijk naast. Let maar eens op de melodielijn en de baslijn. Op bepaalde momenten lijken die helemaal niet op elkaar.

Het lied zelf is niet schitterend, maar door de bas doet het iets met mij. En mijn buik.





Blok hout

3 06 2008

Stokjes, ze lijken bij mij ernstig te verstoffen. Ik vind ‘in opdracht’ schrijven moeilijk, merk ik. Zelf ben ik daar meestal ook niet tevreden over. Hopelijk zijn de mensen die het ‘moeten’ lezen, dat wel.

Deze stok heeft dan ook wortel liggen schieten in mijn archief. Het is wel iets dat me danig interesseert. Een geheugen als een olifant heb ik, zeker wat betreft traumatische kinder- en jeugherinneringen. Niet echt een kwaliteit te noemen, that’s for sure!

Een stok die teruggaat tot de wortels van mijn bestaan.
Vier jeugdherinneringen van vóór mijn vijfde levensjaar …

1) Ik herinner me juf Lieve uit het zomerklasje. Toen was ik dus twee en een half. We vochten altijd op leven en dood om naast haar te mogen zitten. De reden daarvoor?

Wanneer ze dan op haar gitaar speelde, vielen haar lange pekzwarte haren over haar schouders naar beneden. Het gevoel dat ik kreeg, als die haren mijn wangen en hoofd streelden … ik vond dat zo zalig. Dan voelde ik me heel veilig. Ik zat altijd aan haar linkerkant tegen haar speelarm. Ze speelde links op haar gitaar. Toen vond ik dat normaal, achteraf bekeken moet ze daar een speciaal instrument voor gehad hebben (wat een werkwoorden). Of ze moest familie van Jimi Hendrickx zijn, maar ik betwijfel het. Haar gezicht ken ik dus niet meer. Alleen haar haren en de zachtheid van die arm.

2) Ik herinner me ook plots dat ik al eens blogde over een jeugdherinnering. Indien het u interesseert?

3) Tot mijn vierde wist ik met volle overtuiging dat ik kabouters had gezien. Ze woonden bij mijn grootmoeder in de tuin en op zaterdag ging ik bij hen op bezoek. Hij zat dan naast me en wees me alles aan. Het verhaal dat hij vertelde, speelde zich voor mijn ogen af. De kabouters die werkten en speelden bij hun paddestoelen, de kabouterkoning, streng maar rechtvaardig. “Zie je het? Hoe ze daar lopen met hun kleine kruiwagen?”. Ik knikte, zeker van mijn stuk. Jaaa, ik zag het. Echtentechtig waar.

Aan hem heb ik mijn liefde voor verhalen en woorden en zinnen en fantasie te danken.

Het is dankzij mijn nuchtere, twee jaar jongere zus, dat ik me op mijn vijfde realiseerde hoe hij alles verzon. Toen hij haar dezelfde vraag stelde (zij was 3), antwoordde ze heel vinnig: “Neen, hoor, ik zie het niet. Je zegt zomaar wat, hee?” Zijn lach schaterde over de wei maar mijn hart werd daar ter plekke gebroken. Ach, ik ben ‘in de wee’ (moed).

4) Het onderwijs is nog steeds mijn ding. Misschien wel omdat ik zelf de rotste schooltijd allertijden had. De toffe juffen die mijn pad kruisten kan ik op 1 hand tellen. Achteraf bekeken zou ik mezelf ook niet echt graag als leerling onderhanden hebben genomen. Mmmm, ik geef het toe, ik geef het toe.

Afin, in de tweede kleuterklas had ik dus een ROTjuf. Laat me dat even nua … uitleggen. (Ik nuanceer niks, ze was echt een rotjuf)

Heb je al eens zo’n kind gezien dat zich luidkeels en protesterend op de grond laat vallen en enkel met zwaar geweld overeind te krijgen is?
U ziet bovengetekende, in vlees en bloed. Na mijn ongelooflijk lieve en zachte juf van het zomerklasje (zie nummertje 1) kwam ik na 2 jaar terecht bij juf Rita. Bibberdebibber, weenderdeween. Ze was even oud als mijn mama (en had als kind bij haar in de klas gezeten) en deed altijd S.U.P.E.R-vriendelijk als mijn moeder in de buurt was. Me troosten ’s morgens na mijn luide protest, me vleien om overeind te komen, over mijn haren wrijven en me prijzen als ik flink in de rij ging staan.

Ok, waarschijnlijk was dat mens mij zo beu als koude pap maar op een bepaald moment ging ze er over: het hele ochtendritueel van brullen en liggen en snuffen en toegeven had zich weer afgespeeld. We komen de klas binnen en ze zegt me plaats te nemen vooraan op de trede. Als vierjarige is zo’n trede vooraan ontzettend hoog. Het lijkt alsof je op een podium staat. Niet dat ik daar echt problemen mee heb, maar toen was het nogal indrukwekkend.

Met ijzige, nasale stem vertelt ze nadrukkelijk aan de klas wat voor iemand ik ben. “Daar staat nu dat meisje dat niet naar school wil komen en altijd maar huilt. Kijk er maar eens goed naar. Zo moet je écht niet willen worden.

De tranen springen me in de ogen en tegelijk ben ik zo woest dat ik het vertik van te huilen. Hoe durft ze? Hoe durft ze zoiets te zeggen?
De blik van mijn klasgenoten spreekt boekdelen. Natuuuurlijk willen ze zo niet worden. De juf kan zo’n kindjes niet uitstaan. Zo’n kind eindigt later toch maar in de goot.

Die complete en absolute vernedering vergeet ik nooit. Het was mijn eerste ervaring met de schijnheiligheid van sommigen en het onoprecht manoeuvreren dat mensen soms gebruiken om je te breken. Het was ook voor het eerst dat ik de zekerheid kreeg: ik zou later een goeie, toffe juf worden.
Over dat laatste ben ik nog altijd niet zo zeker. En met dat eerste kan ik nog steeds niet goed omgaan.

Hoe herinneringen van vóór je vijfde levensjaar je tot op je bijna 38ste achtervolgen!