Te hard

28 03 2009

Zo gauw ik pers
voel ik
dit wordt niets …
té erg mijn best te doen
té hard proberen.
Ik schraap de oppervlakkigheid
van mijn woorden
en giet ze
kap ze
snij ze in de verlangde vorm
Ik besef
mijn woorden zijn on-niet-vormbaar
ik baar ze
en ze zijn áf.
Er van af.
Nu ik nog.





Etentje met mooie mensen

27 03 2009

Zijn handen rusten naast de mijne op tafel. Ze verdwijnen in de ondergrond van het blad. Witte nagels liggen in lichtbruin fluweel. Zijn ogen zijn groot, zwartbruin. Schitterende tanden in een strelende glimlach.
“Are you in diamonds?”
Mijn wenkbrauwen stellen de euh?-vraag.
G., mijn mooie gezelschap, antwoordt adrem: “No, she IS a diamond.” Ik vlei mezelf in zijn flatteuze antwoord en nodig de mooie man uit om bij ons aan tafel te komen zitten.
“You look American.”, zegt hij.
Schaterend ontkennen we. En dan steekt hij van wal en varen wij mee. Op verhalen uit Tel Aviv. Een Indische diamantair uit Israël in Antwerpen. Dat is smeuïg, dat is delicieus. Zijn vrouw die joods is en daar woont. Zijn reizen naar Rusland, Europa, India. Dat Israël een zeer veilige plaats is.
Voorhoofden fronsen, handen gebaren, ogen lachen. De atmosfeer wordt samba, mambo. De serveersters aarzelen en blijven nieuwsgierig kijken. Wat zitten die mensen daar te doen? G. balanceert energieën door de ruimte. Streelt, wakkert aan. Een vonk doet het vuur ontstaan. Hij zwijgt even. Ademt in. Ademt uit. Barst.

“I thought I was going to die, yesterday. My heart was beating fast and I couldn’t breathe. I opened the windows, drank some water and looked at the morning starting to live.”
Stilte valt. De gulp van openhartigheid overspoelt me.
We kijken elkaar even aan en dan glimlacht hij. Het knettert.
Hij staat recht. “Thank you.” Hij vouwt zijn handen en buigt. Onze hoofden neigen.
Etentje met mooie mensen zorgde voor een mooi moment. Mensenmens. That’s me.





Wee(r)-moed

25 03 2009


Het huilen staat me nader dan het lachen. Maar tranen stromen niet.
Iets anders wel.
On-aan-raakbaar. Het fladdert.
Langs mijn ogen via mijn hart en ziel naar de onderbuik. Mijn kern die me steeds de weg wijst. Ik luister niet altijd.
Koppig mens.
Ik.

Koppige buik.
Signalen sturen die vallen als druppels op een hete plaat. Het kookpunt is bereikt. De golf die me overspoelt wanneer ik hen omarm maakt alles duidelijk.
Keuzes maken.
Voor mij. Niet voor een ander.
Ik wentel me in hun enthousiasme, hun warmte. Het is thuiskomen.
Door hen. Bij mij.

Het huilen staat me nader dan het lachen. Ik glim. Ik ween. Weemoed.





Emotions

16 03 2009

Terwijl ik vorige week al gillend een lama in de lucht gooide en luidkeels luidop lachend Stef bij zijnen collier greep, besefte ik dat ik af en toe een gillend wijf ben. Dat krijsen deed ik gisteren in een volle bakkerszaak. I. was jarig en ontbeet. In gezinsverband. Gelukkig dat het gezin resistent is aan een gillende Tantieris. Langdurige training doet zelfs de kleinste kleuter glimlachen bij aanblik van een hossende hopsende madame die hun moeder liefdevol om de hals vliegt.

Ik ben terug. Nog niet helemaal maar bijna. Dus hierbij dankjewel aan alle steunende vriendjes die weten dat een gillende Tantieris teken van leven en liefde is. En dat stilte dikke miserie betekent. Ik koop u allen oordopjes voor Pasen.

De stilte is voorbij. Wat fijn.

volumeknop op 50

stoelen aan de kant

ik breek los

en gil … zoals Mariah. (maar dan niet zo loepzuiver)





4 03 2009

Er heerste stilte. Na de storm. Het doffe gemompel uit de zaal bereikt me amper. Het koffieapparaat pruttelt, net zoals ik een aantal minuten geleden. Mijn ogen even toe. Mijn hart even rustig. Mijn ademhaling verliest de versnelling. Even stilte. Na de storm.

Ik voel me een  Bison vochtvreter. Slorp, slurpend zorg ik voor droogte in de omgeving. Waar de tranen een waterdal maken dat met gemak een Grand Canyon kan doorstromen. Deze mensen komen hier voor zichzelf. Louter en alleen voor zichzelf. Ego … het is een vies ding.

Moe. Moed. Moeder.





2 03 2009

Spreek …

want de stilte tussen ons is luider dan duizend woorden,

zwaarder dan draagbaar.





Lucht(ig)

20 02 2009

Soms moeten dingen gezegd. Hoe zwaar en zwart en lelijk ze ook zijn. Ik toon ze.

Het maakt alles licht(er) en luchtig. Draaglijk(er).

De pijn durft vergroten. De last wordt zwaarder. Maar mee-dragen ontlast. Alleen-dragen martelt.

We zetten onze schouders eronder. We zullen doorgaan. Tot het licht niet meer schijnt en de ogen zich sluiten. Tot dan.

Ramses doet het ook.





Wij zijn twee vriendjes … zij en ik …

11 02 2009

Wanneer een vriendin begint te watervallen bij het bovenhalen van een citroen, weet je dat er iets mis is. Haar ‘frank’ viel dan ook meteen. De citroen werd gesneden, het water gekookt en de troost-chocola getoverd.

’t Is niet altijd een mooi zicht. Dat vrouwengeklater. Eerst het trekken van de mondhoeken, dan het rollen van tranen, het neussnuffen vervolledigt het plaatje. Eentje dat altijd eindigt in slappe lach en knuffels en ‘ik zie u graag” en “ik mis u zo” en “ik ben zo blij dat ik u heb.”
Ze is mijn beste maatje … al meer dan dertig jaar. Zwaar verwaarloosd. Door mij. Soms één, twee of zelfs drie maanden geen telefoon, geen sms, geen mail. In deze tijden van contactgekte is dat schandalig.

’t Is dat ik weet … als het er op aankomt…
Dus stond ik aan haar deur. Met zakdoekengesnuf en gebleet. Zo van dat gejank met geluid en hulpeloos gestamel dat zij natuurlijk compleet begrijpt. Ik Jank en Stamel en Stotter en Snuif en zij doet gewoon gezellig mee want dat alles samendoen is zo heerlijk troostend. Nadien zeuren we nog wat over ons figuur en het figuur van ons mannen. Over ons (schoon)moeders en zusters. Over onze collega’s en ons werk. Over de kinderen en het weer.

Met ook al dertig jaar dezelfde slotsom: Wij zijn goed bezig!

Christian zegt het ook … 😉





Ik ben een wentel-teefje.

5 02 2009

Telefoon. Ik herken zijn stem eerst niet. Het is al enige jaren geleden dat ik hem hoorde. Een half jaar geleden belden we hem ‘af’. Omdat we het niet zagen zitten door de verbouwing, omdat ik terug voltijds ging werken, omdat …

We hebben hem, maar vooral haar, toen diep teleurgesteld. Ik loop dan altijd een beetje ‘rond’  de mensen heen, ga de confrontatie, de ontmoeting uit de weg. Schuldgevoel, het is een dodelijk beestje.

Vandaag wil hij me verlossen van mijn plicht. “Ik doe dat wel even in jouw plaats.” Wanneer je weet dat dit inhoudt dat hij een hele avond onvriendelijke, veeleisende en veel te lang blijvende toneelkijkers moet voorzien van haastig geschonken pintjes en keurig gemanicureerde theetjes, vind ik dat zo lief. En al helemaal wanneer je weet dat hij al tweemaal de verschrikkelijke k-ziekte overwon en nu eigenlijk voor de derde maal een -helaas op voorhand verloren- strijd moet voeren, word ik euforisch van lievigheid. Dus jank ik me weer te pletter. Want dat is wat een longontsteking met mensen doet.

Het wordt nog erger als ‘zij’ even later belt. Mijn mooie  dame, mijn prachtige Edith. Met een licht Hollands accent (dat er zelfs na meer dan 60 jaar België niet uit te krijgen is), overstelpt ze me met goede raadgevingen en complimenten.

–  Maar menneke toch, wat is dat nu met jou? Tja, ik hoor het gewóón aan je stem, je bent ontzettend ziek.

– Zeg, die foto van jou op de cover van Op&Doek is gewoonweg fantastisch, niwaar? Een echte ‘star’ ben je daar. En dan zie je pas wat een ongelooflijk mooie benen je hebt, daar kijk je dan gewoon zo zelf tegenaan, hee?

En zo ratelt ze nog even verder. Tot ze vindt dat het tijd is om af te ronden en me naar bed te sturen. Mijn lieve omaatje die eigenlijk nog steeds geen oma is.

Dus janken we nog maar wat harder. Want vandaag heb ik behoefte aan veel gestreel, heel veel liefde. Ik ben geen goede zieke. Ik wil gepamperd worden, geaaid … verdrinken in lieve woorden en liefde, liefde, liefde.






Both sides of the story

23 12 2008

Een zeer jonge Phil …

Wildenthousiast. Over zijn looks, over zijn lieve babbel, over hoe sociaal en vriendelijk hij is, hoe hij dolgraag met haar wilde praten…

Hijzelf ontkrachtte haar woorden al een paar weken eerder. Hoe nieuwsgierig en ietwat opdringerig ze is. Hoe ze vist naar complimenten en hoe ze zichzelf het middelpunt van de wereld vindt.

Na het aanhoren van beider verhalen, stel ik mezelf de vraag: hoe weet een mens dat hij/zij overkomt zoals hij/zij het bedoelt of denkt te bedoelen?

En – nog belangrijker – hoe herken je oprechtheid en vis je de fake-heid vanachter het net?

Nog steeds een levensvraag voor mij. Al zo lang, zonder antwoord.

Het zou me haast een kluizenaar maken.