Wee(r)-moed

25 03 2009


Het huilen staat me nader dan het lachen. Maar tranen stromen niet.
Iets anders wel.
On-aan-raakbaar. Het fladdert.
Langs mijn ogen via mijn hart en ziel naar de onderbuik. Mijn kern die me steeds de weg wijst. Ik luister niet altijd.
Koppig mens.
Ik.

Koppige buik.
Signalen sturen die vallen als druppels op een hete plaat. Het kookpunt is bereikt. De golf die me overspoelt wanneer ik hen omarm maakt alles duidelijk.
Keuzes maken.
Voor mij. Niet voor een ander.
Ik wentel me in hun enthousiasme, hun warmte. Het is thuiskomen.
Door hen. Bij mij.

Het huilen staat me nader dan het lachen. Ik glim. Ik ween. Weemoed.





1 03 2009

Hou het tussen je vingertoppen. Doe alsof het vlinderkusjes zijn. Glimlach, stilletjes. Laat het kabbelen. Kabbelanders. Babbelanders. Zacht. Liefleuk.

via Loslopend en Wild





Verrijzenis

21 02 2009

Pasen valt wat vroeger dit jaar. Vandaag namelijk.

Ik stap op. Ik sta op. Mijn winterslaap is voorbij.

Begraven was ik. Onder zwarte grond zonder kiemen. Onder donkere dekens zonder dons. Sommigen noemen dat depressief. Ik noem het winterslaap. Al jaren gaat dat zo. Verwelk ik. Versomber ik. Meestal van november tot maart. Meestal zwijg ik dan. Is het stil aan deze kant van de lijn. Mensen vinden dat eng. Weten niet hoe ermee omgaan. Of laten gewoon ook niets meer horen. Ik heb daar last van. Ik zeg er niets over en ben mijn eigen vrolijke zelf. Niemand ziet het. Mijn rugzak. Mijn winter-coma.

Elk jaar wordt hij langer. Deze keer was het kort maar zwaar. Intens. Twee maanden geen Tantieris. Geen Iris. Twee maanden huilerig en ziek. Letterlijk en figuurlijk.

Vorig weekend kwam de ontploffing. Het was kantje boordje. De afgrond lonkte. Ik werd verleid. Om te springen. Om te duiken. Jezelf laten gaan kan zo heerlijk zijn. Gewoon liggen en je overgeven aan de golven van Doem. Geen Duel. Volledige Capitulatie.

Maar de woorden van iemand die me meer pijn deed dan ik ooit meemaakte, gaven kracht: “Je kan er voor kiezen om op te staan. Om uit de Doemdenkerij te stappen. Dan kan je het gewone leven weer in. En aan.”

Dus ik kies. Om te gaan. Kleine babypasjes. Schuifelen door de living en het leven.

Door twee maanden gewichtloosheid moet ik opnieuw leren stappen. Ik ben Lance Armstrong en Dirk Frimout in één. Een kleine stap voor de mensheid maar een grote voor Tantieris. Ik stap. Op.





Lucht(ig)

20 02 2009

Soms moeten dingen gezegd. Hoe zwaar en zwart en lelijk ze ook zijn. Ik toon ze.

Het maakt alles licht(er) en luchtig. Draaglijk(er).

De pijn durft vergroten. De last wordt zwaarder. Maar mee-dragen ontlast. Alleen-dragen martelt.

We zetten onze schouders eronder. We zullen doorgaan. Tot het licht niet meer schijnt en de ogen zich sluiten. Tot dan.

Ramses doet het ook.





Slow you down – Sarah

31 01 2009

Je kan zeggen wat je wil

Je bent al weg

ver van mij vandaan

In die wereld die ik niet ken

die niet de mijne is

En ik mis je

ik mis je meer dan mezelf

Ik geloof

dat wij vinden

maar nu niet

niet nu

en morgen

misschien …

Ga maar

ga maar, mijn lief

en vindt

wat je zoekt

wat je wil

ook al ben ik dat niet …

Ga maar,

ga maar weg

maar vergeet mij niet.

Of toch …





The Omen

27 01 2009

Optimistisch … ik geloof

Wanneer ik een interview beluister met deze madame, bedenk ik me het volgende: misschien moet ik wel nog eens JA zeggen.

Ik ben mijn glans kwijt. En ik weet waar hij ligt.





Dicht op mijn vel:

15 01 2009

Inferis drukte me er dit weekend weer op. Greet … ik was haar bijna vergeten. Bewust, een beetje wel bewust, ja.

Aangezien wij, al bijna vijf jaar geleden, in hetzelfde schuitje ziek waren, heb ik ongeveer 102 dagen geleden besloten om de blog van Greet niet verder te lezen. Struisvogelpolitiek, ik ben daar goed in.

Het zit té dicht op mijn vel. Ik wéét wat haar ouders doormaken, ik voel wat zij voelen. Nog steeds dus, dat bleek wel uit mijn reactie op de blog van haar fanclub. Een dikke krop, tranen en vooral weer die angst. Dat enorm gevoel van verlies en kans op verliezen.

Ondertussen is mijn schoonzus een ander mens geworden. Letterlijk en figuurlijk. Haar lijf is nooit meer geworden wat het ooit was. Beperkter, harder, hoekiger. De zachtheid ervan is verdwenen. Gelukkig dat haar lach steeds bleef. Die trok ons meer het leven in dan de loerende dood dat zou kunnen. Haar geest was steeds dáár, haar spirit en enorme kracht is zo aanstekelijk. Ze boorde zich dwars door alle diagnoses, alle doktersvoorspellingen heen. Ze deed hen verstomd staan, die allerhoogste en supermachtige medische wereld. En ons … ons deed ze weer beseffen waarom we haar al zo lang een ‘straffe madame’ noemden. Ze was dat. Ze is dat.

Zij deed me beseffen hoe star ik soms kan zijn. Star in mijn angst voor veranderingen. Manlief had het er ook moeilijk mee, maar hij aanvaardde haar veel sneller zoals ze nú is. Zijn zus. Zijn liefste zus waar hij ooit een jaar alleen mee woonde in een leeg ouderlijk huis. Ze verstonden elkaar zonder woorden. Een blik, een lach … en herkenning. Die herkenning is er weer, alleen is ze nu gekleurd door het ontbreken van een stem, het gemis van een gesprek. Het gaat allemaal moeizamer, trager …

Stürm und drang … Ik vind er nog steeds geen vrede mee. Ik kijk nog té veel naar alles wat er niet meer is. Terwijl ik wéét dat ik ontzettend dankbaar zou moeten zijn voor alles wat er terug is of nóg is. Ze schildert terug, ze tekent weer, ze schrijft de meest prachtige teksten.  Maar mijn woede wordt dan gevoed doordat het beeldhouwen, het piano en gitaarspelen niet meer mogelijk is. De kunstacademie voor mensen met een handicap, waarvan zij de mede-oprichter was, leeft nog steeds. Ze heeft daar iets gemaakt dat verder gaat dan haar ongeluk, haar accident. Maar het borrelt in mijn buik wanneer ik zie hoe ze ook daar afscheid moest nemen.

Ik weet dat Greet haar leven nooit meer zal worden wat het was. Greet zélf zal ook nooit meer dezelfde zijn. Dat is ontzettend moeilijk voor de omgeving. Voor haar ouders, haar familie, haar vrienden. Het is angstaanjagend, pure horror … het niet weten wat de toekomst zal brengen.

Een zware bevalling … dat zal het worden. Opnieuw geboren worden. En dan een vlinder zijn … met één zwakke of anders gekleurde vleugel. Maar mooi, zo mooi.  Want schoonheid zit écht vanbinnen. Ze straalt, in een blik, een kus, een omhelzing, een klank, een streling. Dan pas weet je wat mooi-zijn is. Ik wens het Greet en haar familie toe. Vanuit mijn bange hart. Dat bange hart dat roffelt en soms een slag overslaat.





9 01 2009

Hoe minder tijd ik voor mezelf heb, hoe meer tijd ik gebruik om naar mijn navel te staren. Laat ik daar nu toch even genoeg van hebben. Hallo wereld, bent u er nog?





Af-zonder(l)ing

31 12 2008

Vandaag blijf ik even bij mezelf. Geen gefeest, geen vuurwerk, geen gedonder.

Rust. Vrede. Op aarde. Aan iedereen van goede wil, natúúrlijk. Maar nu even niet.

Niemand zien. Niemand horen. Alleen ik, mezelf en ik.

Geen goede voornemens. Geen beschouwingen van een jaar dat turbulent en (mijn) wereldschokkend was.

Niets van dat alles.

Tantieris staart. En blijft staren. Niet naar mijn navel. Niet naar de wolken.

Strak vooruit. Maar met zachte schouders, ontspannen blik. Op oneindig.

Vandaag.





Feesturen, dagen, nachten

25 12 2008

“Fuifbeest” … it’s my middlename. Een goed feestje is wel aan mij besteed. Liefst onverwacht, laat, overgoten met heerlijke mensen, lekkere drankjes, ingenieus voedsel en smakelijke muziek.

Deze dagen pas ik echter. Niets is zo rot als Kerstmis en Nieuwjaar. De redenen zijn divers. Het ‘moeten’ eraan is waarschijnlijk een zeer belangrijke factor.

Treurigheid word ik. Meligheid proef ik. Ontzie me wat, dezer dagen.

Ik zwijg … even … fenix zal ik zijn.

Hier is Sarah weer …