Twitteren is de kunst

25 05 2008

Twitter stuurt me dikwijls berichtjes: mensen die me willen volgen, die geïnteresseerd lijken te zijn in wat ik stomweg op het web donder.
Hillary Clinton is ongeloofgelijk geboeid door mijn gezever. Haar ‘follow’ ik zelf heelsgemaal niet. A, neen, de mensen moeten iets te zeggen hebben, of ik moet hun blog kennen, of ik ken ze irl. Anders doe ik geen moeite om hen te followen.
Nu wil ik altijd iedereen een kans geven. Als ze de moeite doen om mij te contacteren, zal ik altijd eens gaan kijken wie ze zijn. Maar ik geef uit volle geborst toe dat ik vrij gereservegeerd ben naar nieuwe mensen toe.

Vorige week kreeg ik ineens een mailtje van Twit2art. Die wilde mij ook ‘followen’. Twit2art? Wiesda?
Lieve tante die ik ben (ahum) ging ik eens even kijken. Ik kwam terecht op volgende site.

Wasda?
Meentdieda?
Isdienentipserieus?

Kunst? Via twitter? Neen!?

Ja, dus. Ik denk: “Awel, ik wil dat wel eens proberen.” Dus ik twitter iets onozel. En ja hoor, een paar dagen later krijg ik onderstaande kunstgewerkt in mijn brievenbus. Voor welgeteld 1 euro!!! Compleet met factuur van 1 euro.

De titel is “Twit2art #1”

Het is mixed media (lijkt me ook één of andere kunstterm) op doek, 18 x 12cm, 2008.

Klinkt chic, hee?

Is het ook. Nu heb ik meteen de neiging om nog wat te twitteren. Voor 2 euro en 3 euro wil ik me nog wel zo’n kunstwerk aanschaffen. Maar dan twitter ik wel iets hoogstaander dan ‘ben benieuwd! Dit lijkt de moeite ;-)’

Euh …. zoiets van ‘het krinkelende winkelende waterding’ ofzo? Of iets van Shakespeare, of Freud ofzo?

En de grote vraag is: Wie zit daar achter? Een kunstenaar? Een bv? Een redacteur van de Story?

Ik vraag het mij af. U met mij?





Ik heb ze niet alle vijf.

25 05 2008

Hittegolf in de stad. Zonnige zondagmorgen. Ik stap de plaatselijke vleeswarenwinkel binnen. Druk, druk en de vleeswaren van mijn dorpsgenoten worden ongenegeerd uitgestald naast de fijne vleeskost van de slager.

Ik zet een stapje opzij, kwestie van de deur niet te blokkeren met mijn goed voorziene achterwerk. Een dame aan de andere kant van de winkel wuift naar mij. Ik lach vriendelijk en knik. Ze wijst, doet teken.

De neiging om naar achter te kijken (Heeft ze het wel echt tegen mij?) wordt meteen onderdrukt, aangezien ik met mijn rug tegen de winkelraam staat. Ze blijft teken doen en wijzen. Ondertussen kijken ook de andere mensen naar mij. Snapt gij dat nu niet? lijkt op hun gezichten geschreven.

Dan valt mijn euro. (ondertussen wel één van 50, denk ik) Ze wil dat ik achter haar kom staan, dan is het mijn beurt. Ik steek mijn duimen in de lucht en lach: “Ja, hoor, ik weet dat ik na u kom. Alles ok”. Wordt haar lach wat groener? Haar blik wat strakker?

Neen, ik doe alsof dat niet zo is. Ik blijf hier lekker staan. Dicht bij de deur, kijken naar de winkelmeisjes, goed zicht op ‘lekkere’ vleeswaren. Het rijtje? Niks voor mij. Meteen voel ik een principe-kwestie opborrelen. In het rijtje lopen, zegt me niks. Ik loop er lekker naast.

Onmiddellijk sus ik mezelf. Komaan, niet ‘astrant’ doen. Toch voelt het als een overwinning. Ik laat me niet doen. Ik blijf staan waar ik sta.

De andere mensen die binnenkomen gaan wel heel netjes in het rijtje staan. Er is zelfs iemand die vraagt waar de laatste persoon zich bevindt. “Ha, dan ga ik hier staan, hee, dan weten we de juiste volgorde”. Mensen blijven naar elkaar wijzen en aanduiden waar het rijtje is. Iedereen doet wat de anderen zeggen. Niemand gaat staan waar hij wil. Niemand komt binnen en zet simpelweg een stapje opzij.

Lopen we dan zo graag achter elkaar aan? Zijn we dan zo’n kuddemensen? Je wordt er dus raar op aangekeken als je iets anders dan de anderen doet? Yep, inderdaad.

Dan doe ik nog iets waardoor er bijna een hoorbare zucht van de mensen in mijn rug weerklinkt. Ik laat een mama met een heel klein kindje voor mij aan de beurt. Ze staat daar, met twee kinderen. Het jongste begint na een half uur echt vervelend te doen. Ik herinner me mijn winkelbeurten met zoonlief, die na 10 minuten al begon te vragen wanneer we nu naar huis gingen. Aan de massa mensen te zien zal ze na mij nóg zeker een half uur moeten wachten. Dus ik buig me naar haar en vraag of ze het ziet zitten om vóór me te gaan. De blik van dankbaarheid, de geslaakte ingehouden kreet van opluchting … het is me meer waard dan het feit dat zowat een vijfentwintigtal dorpsgenoten mij sedert vanmorgen een rare snuiter vinden. En een heel vervelend mens, waarschijnlijk. F*** them! (Oeps)